Wat houdt jongeren tegen om te beleggen?
Jongeren beschikken niet genoeg kennis om te beginnen met beleggen, maar dit willen ze wel. Hoe zit dit?
Pepijn Hendrix DUFAS Directiesecretaris & Public AffairsGoud wordt al eeuwenlang gezien als een veilige haven in tijden van economische onzekerheid. Beleggers kunnen goud kopen in fysieke vorm, zoals munten of baren, maar ook via afgeleide producten zoals ETF’s of futures. Zijn er eigenlijk wel genoeg goudstaven voor al die beleggingen? We vroegen het aan Reinoud Bogert, hij werkt bij Doijer & Kalff een van de grootste aanbieders van edelmetalen in West-Europa.
Spoiler: Het antwoord op de vraag is nee. Als iedereen zijn goud fysiek zou opeisen is er niet genoeg. Het volledige antwoord van Reinoud lees hieronder.
Beleggen in goud doen een groot aantal beleggers door fysiek goud aan te schaffen. Dit betekent dat zij daadwerkelijk goudbaren, munten of sieraden kopen en deze zelf bewaren of laten opslaan in een kluis. Deze manier van beleggen geeft de belegger direct eigendom over het goud en vormt vaak een bescherming tegen inflatie of economische onzekerheid.
Daarnaast zijn er ook veel beleggers die investeren in goud via zogenoemde “afgeleide producten”, zoals futures, opties, ETF’s (Exchange Traded Funds) of andere financiële contracten. Bij deze producten wordt er meestal géén fysiek goud geleverd of aangehouden. In plaats daarvan wordt de waarde van het goud gevolgd of nagebootst door een papieren constructie. Dit betekent dat beleggers winst of verlies maken op basis van de goudprijs, zonder ooit een echte goudstaaf in handen te hebben.
Het gevolg hiervan is dat er in de markt vaak méér “papieren goud” wordt verhandeld dan dat er daadwerkelijk fysiek goud beschikbaar is. In extreme gevallen kan het zelfs zo zijn dat voor elke beschikbare ounce fysiek goud er tientallen claims bestaan via afgeleide producten. Zolang beleggers geen fysieke levering eisen, werkt dit systeem doorgaans zonder problemen. Maar als veel beleggers op hetzelfde moment daadwerkelijk hun goud zouden willen laten leveren, dan zouden de partijen die deze afgeleide producten uitgeven – zoals banken of handelsplatformen – in de problemen kunnen komen. Ze hebben immers vaak niet genoeg fysiek goud in bezit om aan alle verplichtingen te voldoen.
Dit fenomeen noemt men ook wel “fractioneel goudbezit”, vergelijkbaar met hoe banken meer geld kunnen uitlenen dan zij daadwerkelijk in kas hebben. Het maakt duidelijk dat beleggingen in goud niet altijd hetzelfde risico- of zekerheidsprofiel hebben. Dus kijk goed naar de kleine lettertjes van het door jou gekozen goud-product. Fysiek goud biedt directe eigendom, maar vereist opslag en verzekering. Papieren goud is eenvoudiger verhandelbaar, maar brengt het risico met zich mee dat er bij een crisismoment onvoldoende dekking is.
Het antwoord op de vraag of er meer goud wordt verkocht dan er werkelijk is, is dus: ja. Dankzij afgeleide producten kan de hoeveelheid verhandeld goud op papier vele malen groter zijn dan de hoeveelheid goud die daadwerkelijk beschikbaar is. Voor beleggers is het daarom belangrijk om goed te begrijpen waarin ze precies investeren, wat hun rechten zijn, en welke risico’s eraan verbonden zijn.